Zangeres Zonder Naam

Eduard En Helena

Zangeres Zonder Naam


Tom: G

[Intro]
   G               Am
E|-------|-------|-------|-------|
B|-------|-------|-------|-------|
G|-------|-------|-------|-------|
D|-0---2-|-0-----|-2---4-|-2-----|
A|-------|-------|-------|-------|
E|-------|-------|-------|-------|

   G       Am      G
E|-------|-------|-------|-------|
B|-------|-------|-------|-------|
G|-----0-|-0-----|-0-----|-------|
D|-0-----|-----4-|-------|-------|
A|-------|-------|-------|-------|
E|-------|-------|-------|-------|


[Verse 1]
G         D                G
- In het lommer van 't prieeltje
       D             G
Zaten samen hand in hand,
         G               Am
Daar zat Eduard met zijn Lena,
  D     G       Am        G
Sloten daar een huwelijksband.
         G               Am
Daar zat Eduard met zijn Lena,
  D     G       Am        G
Sloten daar een huwelijksband.


[Interlude]
   G               Am
E|-------|-------|-------|-------|
B|-------|-------|-------|-------|
G|-------|-------|-------|-------|
D|-0---2-|-0-----|-2---4-|-2-----|
A|-------|-----2-|-------|-----3-|
E|-------|-------|-------|-------|

   G       Am      G
E|-------|-------|-------|-------|
B|-------|-------|-------|-------|
G|-----0-|-0-----|-0-----|-------|
D|-0-----|-----4-|-------|-------|
A|-------|-------|-------|-------|
E|-------|-------|-------|-------|


[Verse 2]
           D            G
Toen sprak Eduard tegen Lena:
           D             G
“Neem geen ander aan uw zij.
         G              Am
Eer die rozen tweemaal bloeien
 D      G    Am     G
Zal ik weder bij u zijn.
                        Am
Eer die rozen tweemaal bloeien
 D      G    Am     G
Zal ik weder bij u zijn.”


[Verse 3]
        D                 G
En die twee jaar zijn vervlogen
         G                 G
Eer die roos haar knoppen brak.
          G                   Am
Toen ging Eduard naar het prieeltje
 D         G       Am    G
Waar hij graag met Lena zat.
                              Am
Toen ging Eduard naar het prieeltje
 D         G       Am    G
Waar hij graag met Lena zat.


[Verse 4]
          D                G
Maar wie vindt hij daar begraven?
           D               G
Ach, wat stond er op die steen?
        G                Am
In het marmer stond geschreven:
  D        G     Am      G
‘Hier rust Lena heel alleen.’
                         Am
In het marmer stond geschreven:
  D        G     Am      G
‘Hier rust Lena heel alleen.’