Tom: G [Intro] G Am E|-------|-------|-------|-------| B|-------|-------|-------|-------| G|-------|-------|-------|-------| D|-0---2-|-0-----|-2---4-|-2-----| A|-------|-------|-------|-------| E|-------|-------|-------|-------| G Am G E|-------|-------|-------|-------| B|-------|-------|-------|-------| G|-----0-|-0-----|-0-----|-------| D|-0-----|-----4-|-------|-------| A|-------|-------|-------|-------| E|-------|-------|-------|-------| [Verse 1] G D G - In het lommer van 't prieeltje D G Zaten samen hand in hand, G Am Daar zat Eduard met zijn Lena, D G Am G Sloten daar een huwelijksband. G Am Daar zat Eduard met zijn Lena, D G Am G Sloten daar een huwelijksband. [Interlude] G Am E|-------|-------|-------|-------| B|-------|-------|-------|-------| G|-------|-------|-------|-------| D|-0---2-|-0-----|-2---4-|-2-----| A|-------|-----2-|-------|-----3-| E|-------|-------|-------|-------| G Am G E|-------|-------|-------|-------| B|-------|-------|-------|-------| G|-----0-|-0-----|-0-----|-------| D|-0-----|-----4-|-------|-------| A|-------|-------|-------|-------| E|-------|-------|-------|-------| [Verse 2] D G Toen sprak Eduard tegen Lena: D G “Neem geen ander aan uw zij. G Am Eer die rozen tweemaal bloeien D G Am G Zal ik weder bij u zijn. Am Eer die rozen tweemaal bloeien D G Am G Zal ik weder bij u zijn.” [Verse 3] D G En die twee jaar zijn vervlogen G G Eer die roos haar knoppen brak. G Am Toen ging Eduard naar het prieeltje D G Am G Waar hij graag met Lena zat. Am Toen ging Eduard naar het prieeltje D G Am G Waar hij graag met Lena zat. [Verse 4] D G Maar wie vindt hij daar begraven? D G Ach, wat stond er op die steen? G Am In het marmer stond geschreven: D G Am G ‘Hier rust Lena heel alleen.’ Am In het marmer stond geschreven: D G Am G ‘Hier rust Lena heel alleen.’