Ik zie u daar nog staan, mijn vriend, die avond in de haven. Ik zie uw blik weer verder gaan en aan een droom zich laven… De zee die heel uw hart omsluit, waarnaar uw ziel blijft zuchten, die zoekt gij in een scheepssireen en in de blauwe luchten. En ik, mijn vriend, droom met u mee; 'k sta uw geluk te drinken - en net als gij en mee met u wil 'k in gepeins verzinken. En dromen van de wijde zee die nog natuur mag wezen en ongerept bleef en waarin men Gods bestaan kan lezen.