Je denkt als kind heel vaak: wat kan me nou gebeuren, Met een grote broer en sloten op de deuren? Nou vergeet het maar, er dreigt een groot gevaar! En als hij komt dan ben je gloeiend de sigaar. Hij is slank en hij loopt enigszins gebogen, Hij heeft een mooie stem en lieve zachte ogen. Maar in zijn binnenzak draagt hij een grote hak- Bijl, waarmee hij je hoofd KLAP KLAP in tweeen hakt. Hij maakt je klaar, met peper, zout en mer een uitje En braadt je in een oven of een gril. Likkebaardend kijkt hij naar je door het ruitje En prikt afentoe een vork in je bil. Ref. Meestal komt ie 's nachts, Maar altijd onverwachts.