Kees Pruis

Zij Die Niet Slapen

Kees Pruis


Aan 't einde der dag ligt de arbeid terneer
De rust komt der donkere nacht
't Is overal stil en het mensdom in rust
Vindt slapend hernieuwende kracht
Zelfs moeder natuur schijnt in sluim'rende rust
Wanneer zij het zonlicht niet zag
En toch slaapt niet alles, er zijn er nog veel
Wier nacht is gemaakt tot een dag
Want zij die niet slapen is 't liefdevol mens
Verpleegster in 't ziekengesticht
En de moeder die biddend in tranen verstikt
Aan 't ziekbed van 't kindje om beterschap snikt
En ook hij de werker der donkere mijn
Die niet weet of hij er nog morgen zal zijn
Die afdaalt door honderd gevaren omringd
In donkere schacht zijn 'gluck auf'-liedje zingt
Het rijke gezin heeft de kreeftensalaad'
Verorberd aan 't kost'lijk souper
Ze zijn dol op vis en mevrouw ordonneert
Garnalen voor het dejeuner
En morgen trakteert ze op heerlijke tong
Ze maakt heel 't gezin reeds belust
Ze dromen des nachts van de heerlijkste vis
Te midden van zalige rust
Maar zij die niet slapen is 't moedige volk
Die bonkige kerels op zee
Die stormen trotseren ter wille van 't brood
Op vele manieren beloerd door de dood
En wie als het stormt ook niet slaapt is de vrouw
Die neerknielt en bidt, vol van droefheid en rouw
Voor 't lichaamsbehoud van haar man en haar zoon
Haar moeilijk bestaan heeft het rouwkleed tot loon
In zacht' rode kussens der spoorwegcoupe
Daar zit een gezelschap bijeen
Ze schimpen en schelden op 't mindere volk
'Dat werkvolk is intens gemeen
Ze vragen steeds maar hoger loon voor hun werk
D'r is niks die proleten naar 't zin'
Ze schelden nog verder maar dan komt de slaap
En 't deftig gezelschap slaapt in
Maar hij die niet slaapt is die ruige proleet
Daar voor op de locomotief
Die 't leven van honderden heeft in zijn hand
Hij wordt door geen moeheid of slaap overmand
Met een been in 't graf en het and'r' in de cel
Gij eerste klas slapers bedenkt gij het wel
Zijn handen zijn vuil en al stinkt ie naar zweet
Die man waakt voor u, hij, gesmade proleet