In de schemering, stille voortuin, stille straat naast de open deur In de schemering, warme zomeravond laat kamperfoeliegeur En de nachtegaal in de lindenboom gezeten zingt zijn avondlied En roept alles op wat ze beter kan vergeten, maar dat kan ze niet In de schemering doemen alle beelden op uit haar herinnering In de schemering, opde bank tegen het huis Ziet haar moeder terug, ziet de naaidoos en de schaar in de schemering Ziet de kamer terug, de piano het dressoir in de schemering Ziet de broertjes en het zusjes met zijn allen rond de tafel aan het avondmaal Ziet haar vader in de tuin Ruikt de geur van zijn sigaar en hoort de nachtegaal Voor het slapen gaan als ze dicht tegen hem aankroop met haar nachtpon aan In de schemering, op de bank tegen het huis Ziet de meisjes gaan altijd lacherig en stijf in de schemering Ziet de jongens staan voelt de handen aan haar lijf in de schemering Proeft de zorgeloze zomers, de bevredigde verlangens, de oneindigheid Van geluk dat zo gewoon leek tot het op een dag vervangen was door eenzaamheid Met haar ogen vol tranen van teleurstelling en alcohol In de schemering, op de bank tegen het huis In de schemering, op de bank tegen het huis