Joop Visser

In de schemering

Joop Visser


In de schemering, stille voortuin, stille straat naast de open deur
In de schemering, warme zomeravond laat kamperfoeliegeur
En de nachtegaal in de lindenboom gezeten zingt zijn avondlied
En roept alles op wat ze beter kan vergeten, maar dat kan ze niet
In de schemering doemen alle beelden op uit haar herinnering
In de schemering, opde bank tegen het huis

Ziet haar moeder terug, ziet de naaidoos en de schaar in de schemering
Ziet de kamer terug, de piano het dressoir in de schemering
Ziet de broertjes en het zusjes met zijn allen rond de tafel aan het avondmaal
Ziet haar vader in de tuin
Ruikt de geur van zijn sigaar en hoort de nachtegaal
Voor het slapen gaan als ze dicht tegen hem aankroop met haar nachtpon aan
In de schemering, op de bank tegen het huis

Ziet de meisjes gaan altijd lacherig en stijf in de schemering
Ziet de jongens staan voelt de handen aan haar lijf in de schemering
Proeft de zorgeloze zomers, de bevredigde verlangens, de oneindigheid
Van geluk dat zo gewoon leek tot het op een dag vervangen was door eenzaamheid
Met haar ogen vol tranen van teleurstelling en alcohol
In de schemering, op de bank tegen het huis
In de schemering, op de bank tegen het huis