Er was in het hart van Amsterdam Een sjiek cafe waar iedereen kwam Waar iedereen zich amuseerde Van zakenlieden tot geleerden Het ging vrolijk toe in dat cafe Niet enkel boven, ook benee Want daalde men twee trapjes af Dan stond men stijf, dan stond men paf Dan sloeg men het bedrijfje gade Van juffrouw Millie, van juffrouw Millie Dan sloeg men het bedrijfje gade Van juffrouw Millie van de retirade Trouw op haar post den ganse dag Op haar gelaat een gulle lach Nooit scherp of bits Nooit nors of nukkig Maakte ze iedereen gelukkig Zij deed het niet voor geld of goed Maar zij was nederig van gemoed Een vrindelijk woord, een vlotte wiets Voor al haar klanten had zij iets Wanneer zij het domein betraden Van juffrouw Millie, van juffrouw Millie Wanneer zij het domein betraden Van juffrouw Millie van de retirade Soms zei een dame in het cafe Waar blijft mijn man, waar blijft Renee Is hij nu nog op nummer honderd Ik ben verbaasd, ik sta verwonderd Maar ging ze zien waar hij toch bleef Dan bleek aldra wat hij misdreef Zij werd niet boos, zij keek niet zuur Maar bleef ook zelf soms nog een uur Tesamen met de trouwe gade Bij juffrouw Millie, bij juffrouw Millie Tesamen met de trouwe gade Bij juffrouw Millie van de retirade Zij kreeg er steeds meer vrinden bij Tot op een dag een dame zei Mijn lieve kind, ik wil niet vitten Maar ik zou graag een beetje zitten Er werd een tafel bijgezet Een stoel gemaakt van een toilet En iedereen vergat alras Waarvoor men daaar in feite was Men dronk nu thee en at salade Bij juffrouw Millie, bij juffrouw Millie Men dronk nu thee en at salade Bij juffrouw Millie van de retirade Het deed wellicht de kastelein In het begin een weinig pijn Dat hij de bakens moest verzetten Van zijn buffet naar zijn toiletten Maar ach, het geld dat veel verzoet Maakte ook tenslotte goed Al leek zijn zaak ook nog zo leeg Hij lachte fijntjes en hij zweeg Want het was altijd afgeladen Bij juffrouw Millie, bij juffrouw Millie En hij prees God en zijn genade Voor juffrouw Millie van de retirade