Frans Halsema

De Duitse Herder

Frans Halsema


Castor was een Duitse herder, in 't hele dorp bekend
Hij wist allerhande kunstjes en werd door de jeugd
verwend
Niemand wist waar hij vandaan kwam met z'n kale bruine
vacht
Niemand in het dorp kon zeggen waar hij uithing in de
nacht
Soms verdween 'ie drie, vier dagen langs de steile
heuvelrug
En daar zwierf 'ie rond, maar altijd kwam hij in het
dorp terug
Ieder gaf 'm dan te eten, iedereen van groot tot klein
Dankbaar deed hij dan z'n kunstjes bij de dorpspomp op
het plein

Castor was een Duitse herder, als je 'm zag wist je
meteen
Aan z'n grote trouwe ogen: Da's een vriend van
iedereen
Toen gebeurde 't eens dat Castor tien, elf dagen
spoorloos was
't Was december, 't sneeuwde, en ieder rilde in z'n
winterjas
Bange voorgevoelens gingen fluisterend van mond tot
mond
Hier en daar ging het vermoeden dat hij dood zou zijn
Plotseling een kreet: "Daar is hij", daar kwam Castor
ziek en moe
Door de sneeuw een bloedspoor trekkend, stromp'lend op
het dorpje toe

Castor was een Duitse herder, bloedend stond 'ie op 't
plein
Castor, vroeg men, God wat is er, wat kan j'overkomen
zijn
"Ich bin von den berg gevallen", sprak de Duitse
herder zwak
"Koek dart over bitet steine, sturm und schnee und
dann ein schmakk"
't Waren Castor's laatste woorden, langzaam zakte hij
ineen
En daar lag de Duitse herder; 't Hele dorp verslagen
om hem heen
Op de hei ligt hij begraven maar nog altijd uit zijn
graf
Hoor je 's nachts, wanneer het stil is, een vertrouwd
en zacht geblaf