Daar kwam eens een tjalkje bij regen en kou Aan 't Houten Hoofd in Hoorn De schipper, hij heette Jan Bot, en zijn vrouw Ze waren bijkans bevroren Jan Bot en z'n vrouw hadden in de kajuit Wat bittertjes gedronken Ze kropen te kooi maar toen ging er de schuit Met zijn kop op 't Hoofd aan het bonken Wie moest er de kooi uit, het weer was zo slecht Dat deed het stel besluiten De eerste van ons die nog een woord zegt Moet de kooi uit en naar buiten Daar kwamen drie plastic plezierschippers Drie in gele oliejassen Die zeilden de deur uit bij Tante Marie Om op 't Houten Hoofd te gaan plassen Ze vielen pardoes bij de schipper aan boord Met grote platte voeten Maar 't echtpaar te kooi, dat zei er geen woord Bang er uit te moeten Ze dronken het bier op al in de kombuis Ze werkten het eten naar binnen Maar 't echtpaar te kooi hield zich stil als een muis Om de weddenschap te winnen