Komt nu allen rond 't knetterend vreugdevuur Want straks wordt ons gewonde land weer puur De hordes van 't kruis, zij kwamen bij nacht Moordend en brandend, ons land bruut verkracht Maar nu heffen we 't hoofd en maken een vuist De troepen van de paus worden dra vergruisd! We scherpen de bijl en spannen de boog We ontvouwen de banier en hijsen hem hoog De galmende hoorn roept op tot de strijd Als Gjallarhorns krijs vol haat en nijd Nog eenmaal weerschijnt in ons zwaard 't offervuur En voor de bezetter sloeg nu 't allerlaatste uur! We stormen vooruit, we zijn één met het woud Ons hart vol haat en ons staal steenkoud Een grimmige roedel wolven belaagt nu 't kruis Balor als akela - heidens feestgedruis Hij schrikt uit zijn slaap - een man met een pij Schreeuwt en sterft onder de banier van het gewei In de smalende maneschijn heffen wij onze hoorn en slurpen het bloed van zij die heersten tevoren! De profetie werd een feit, de bezetter nu dood Alles weer stil in 't bloedig morgenrood Het gewei triomfeert, onze heidense trots Verpletterde prompt de discipelen gods De bijl blijft nu scherp, geen vernedering meer Cernunnos staart op 't vertrapte kruis neer