Millennia van marteling Tomeloze haat tegen al wat leeft Een laatste fatale foltering Siddering in de aarde, 't is de Godin die beeft! Maar Dana is geen lam Geen kosmische prooi klaar voor de slacht Al eeuwen zo mak en jaren zo tam Nu heft ze het hoofd met verwoestende kracht Nietig volk vol verraad Een hardnekkige vlooi op het hoofd van een god Nu zelf het doelwit van haat Gaia ontwaakt - de krijg vangt aan en de mens verrot (*) Hoogmoedige wormen krioelen in vrees Ze bidden in chaos en krijsen zich hees Goden van eertijds worden tot schimmen vol pest Als de kracht van de Groentroon hen razend omhelst! (**) Plaag, dood, haat, storm! Verderf van de mens, culturen tot gruis Donder, duister, wind, gedreun! Adam tot stof en zijn god tot as! Wezens die al eeuwenlang standvastig hadden stilgestaan Marcheren nu strijdvaardig tegen de gehate vijand aan Eenheid die niet te scheiden valt, veelheid die niet te vatten valt Een stampende overmacht waar niet meer mee te spotten valt Archetypische angsten worden harde realiteit Als de mens zich plots bevindt in het centrum van de eerzaamheid Krakend gebrul, knarsend getier, kreten zonder vaste oorsprong Een kankergezwel wordt weggesneden uit des Aardes groene long (*) (**) Wezens die al eeuwenlang standvastig hadden stilgestaan Marcheerden toen strijdvaardig tegen de gehate vijand aan Eenheid die niet te scheiden viel, veelheid die niet te vatten viel Een stampende overmacht waar niet meer mee te spotten viel Duizend jaar nu gepasseerd, de rust van weleer weergekeerd Tempels van dwaze hubris door hagel en wind reeds lang verteerd De Godin overschouwt dit alles, mijmert vermoeid en verward Over de mensheid die verdronk in haar tranen van smart