Verloren land van rijkelui, tis met grauwen hart dat'k zeg, zowaar: "Ga heen en placht met woedend bloed in Veen en Moor te wroeten vol wrok." De Linde smeult nog na van't vuur de strijd vol passie, hard als hulst. Wrede ghijsel, koene krijger! De toorn des kwaads vertekent je haat! 't Gevaer uit d'ijzige land van zand, dwaalt in't rond, en toch, terstond: als Zwarte Dood, ziedaar: Vandael! Vol haat en razernij alom! Judaskus, de kus des doods! Voor een land in schand: het laatste lood! T'is haat noch nijd t'is eigen profijt! Zonder schroom, nog zo vroom? k'hore het hen nog zegge! De zotten! T'is te laat! "... niet in bekoring, maar verlos ons van het kwaad..." Ieder zijnen hymne, een strijdlied apart. Wee de wolf, die in een kwaad gerucht staat!