De deur valt dicht en jij bent weg. Ga maar. Twee katten krijsen in de straat. Kennen ze jou? Jouw kattekwaad? Ik grijp mij vast aan de vensterbank. Het huis zinkt, en ik verdrink in drank. Muziek vaart aan vanaf de gracht. Een zwoele nacht. Ik op een kurk, hol en alleen. Ik wil zo zwaar zijn als een steen. Hij zal wel bruin en prachtig zijn. Jou lichaam is nu zijn jachtterrein. Er ligt een ronde steen op het strand. Een jongen weegt hem in zijn hand. Hij legt hem op zijn lief haar huid. De steen beeft, en zij ademt uit. Als ik je morgen zie op het pad, zal ik je vragen: En, leuk gehad?