Ze houdt teveel van mij, ze weet zich met haar hart geen raad ze loopt verdwaasd over de straat, ze loopt zelfs mij gewoon voorbij want ze houdt teveel van mij Ja ! Een lob, haar bal over de draad ! Waarschijnlijk wel met opzet, ze ziet ook wel wie hier staat. Nonchalant gooi ik de bal terug, die er nu, derde keer, goeie keer, vlotjes overgaat. Het spel der liefde kan beginnen, de spelers zijn paraat. Ze raapt gewoon de bal op, koel, geen enkele emotie die zich ontlaadt, geen knik, geen woord, geen dankuwel, geen spoor op haar gelaat, dat haar onthutsende verwarring en ontreddering verraadt. Mijn staalharde blik zoeken haar ogen, maar boort zich in haar ruggegraat. Maar mij maak je niks wijs, ik weet wat dat voor staat. Het sluipend gif der passie werkt traag, maar adekwaat. Ik ben de man van haar leven, een besef dat als een bliksem in haar hoofd inslaat. 't Is daarom dat ik dieptevreden, de tennis-court verlaat. Ze houdt teveel van mij... Als ik haar 's avonds in de kroeg ontmoet, en haar een glas aanbiedt, doet ze net alsof ik lucht ben, en dat ze mij niet ziet. Maar da's normaal. 't Is stilte voor de storm, er ligt een doorbraak in 't verschiet. Want kijk, ze pakt het glas, ze weet niet dat ik haar bespiedt. Ze glimlacht even teder, 't is duidelijk dat z' ervan geniet. Toch is het even wennen, een beetje doet ze me verdriet, als ze over mijn verbaasde hoofd haar hele glas uitgiet. Ze houdt teveel van mij... maar ze weet het zelf nog niet. Ze houdt teveel van mij... In de bioscoop, ze zit toevallig net voor mij, enfin... toevallig... ze weet wel wat ze doet. Ik denk een halve film nu, over een subtiel-indrukmakende groet. Als ik plots een vreemde hand rond haar schouders zie, eten in m'n roet. En aan de hand van die hand met bijna wiskundige zekerheid, een vreemde man vermoed. En inderdaad, 't is geen prothese, 't is een hand van vlees en bloed, die onmiskenbaar effici� haar van haar kanten slip ontdoet. Want nooit zag ik een prothese, die zo vingervlug een vrouw klaarkomen doet. Diep gekwetst vanbinnen, verzamel ik m'n moed. Ik tik hem op de schouder, en zeg kordaat dat hij z'n tijd verdoet. Hij staat op, ik herken hem zo, en onmiddellijk staakt m'n woordenvloed. Hij is provinciaal kampioen boksen, die sinds kort ook nog aan judo doet. Naar haar toe wil ik schreeuwen : vuile hoer ! Ondankbaar addergebroed ! Als ik net op tijd in haar bevredigende ogen lees, wat ik eigenlijk al had vermoed.. dat het allemaal voor mij is dat ze het doet, dat ze geen keuze heeft, dat het zo wel moet, dat ze zich zo tegen mijn waanzinnig erotiserend aura behoedt. Diep tevreden vis ik al m'n tanden uit een plas bloed, en hoop dat de verzekering m'n gebroken neus vergoedt. 't Is het hero�h lot der grootheid, waar ik graag en veel voor boet. Want na het lijden en de pijn, dan smaakt de liefde zoet. Ze houdt teveel van mij... Vrouwen, ach vrouwen, leer ze mij niet kennen. O zo wispelturig en complex zitten z'in elkaar. 't Zijn wezens met een grillig hart, soms is dat even wennen. Maar dat op zich, vormt voor een echte vent geen bezwaar. Ja is nee, en nee is ja, dat moet je goed beseffen. De wereld op z'n kop meneer, zo zijn ze allemaal. Dus als je in hun hoofd wat vreemde kronkels aan zou treffen, Blijf rustig, wees geduldig, en denk: da's doodnormaal. 't Zijn die oestrogene follikels die zich wentelen in hun buik. Chromosoomgewijs vertakkend richting DNA-spiraal. Om dan eens per maand, vooral bij pilgebruik, uit te strijken in hun schede, 't is eigenlijk hormonaal, en nogmaals: doodnormaal. Maar ik zet nu voor mezelf de punten op een rij : 't is nu echt wel bewezen : Ze houdt teveel van mij. Ze woont nu in een ander land, uit m'n bestaan weggegaan. Haar liefde is nog steeds te groot, ze kan het echt niet aan. Maar dieptevreden wacht ik, ik leid een kalm bestaan. En 1 ding weet ik zeker, je kan er van op aan : 't is waar dat bloemen verwelken, 't is waar dat schepen vergaan, maar onze liefde...