iedereen lee al te ronken, 't is drij uren in de nacht ik hem veel teveel gedronken, en een vrouw die oep mij wacht ik parkeer lak as gewoonlijk ni te dicht bij onzen blok nieverans brandt er nog een lichtje, alle kiekes zen oep stok langs de achterdeur nor binnen, totnogtoe gaat het nog vlot dan den trap oep oep m'n sokken, tiens de deur zit ni oep slot één scharnier die piept een bitje, zacht m'n schoenen neergezet en dan in de pikkendonkere zoek ik tastend nor ons bed 't is toch raar dat als ge zat zij, en ge steekt gin lichten aan dat dan alles d'r anders uitzie en ge nergens iet weet staan heel geruisloos uiit mijn kleren, ik hou mijnen asem in lieve god geft da ze slaapt, mijn levensgezellin ja, ik hoor een zacht gesnurlk, misschien heb ik wel geluk mor nu wordt het pas gevaarlijk, na komt de moeilijksten truk ik trek efkes aan de dekens en de lakes wat oepzij zij slaapt helemaal aan de zijkant en gelukkig ver van mij 'k denk dat het vannacht gelukt is, deze keer is gin gejank over da'k telaat terugzen en veel teveel stink nor den drank mor de vollegende morgen en ik sliep lak een marmot en ik trek m'nb ogen open en 'k verschiet m'n eigen rot heel de kamer is veranderd, neffe mij d'r slaapt ne vent 'k zen wel in dezellefsten blok mor... oep een vremd appartement die vent dien heb ik laten slapen, ik met mijn kleren in mijn hand 'k zen gekropen door de gangen helemaal nor den andere kant in ons kamer aangekomen tref ik me wijf oep heure pot bliksems flitsen uit heur ogen: waar zedde gij blijven plakken zot! 'k dief de waarheid ni bekennen, wij zoude gij na doen als mens ik weet eerlijk duurt het langste, maar aan alles is een grens en die vent van uit dees lieke komt hier af en toe voorbij en dan is't toch wel oepvallend dat die zo vriendelijk lacht nor mij