zonder hope van genieten in de min te zijn verward eeuwig en altijd te schieten naar het doelwit van zijn hart ach! wie zou dat niet verdrieten wie verging niet door die smart zo is 't nu met mij gelegen van de min is 't dat ik ril 'k ben van ene pijl doorregen licht'lijk tegen uwe wil maar mijn hart kan daar niet tegen omdat 't uit uw ogen wil woudt ge dan meedogend wezen wou de balsem van uw mond mijn kwetsuur weerom genezen al schoot gij dan tot de grond 'k zweer mijn hart zou dan niet vrezen daag'lijks zo te zijn gewond 'k zoude ophouden met kermen hoe de min mij plaagt en dwingt als gij u eens wou erbarmen over 't hartzeer dat mij dringt en mij eind'lijk in uw armen uit meedogendheid ontvingt