Ze is geen schoonheid, geen fotomodel, ze heeft haar buien, al is dat soms maar een spel. Ze zingt wel vaak maar niet zo best. Snelle auto´s zeggen haar niets, ze rijdt al eeuwen op een krakende fiets en ze is slordig als de pest. Als je haar op straat ziet gaan, dan slaan er geen sirenes aan, niemand kijkt om. Maar in haar handen ben ik was, zie hoe ze me kneedt. En in haar ogen ben ´k van glas, ze kijkt zo door me heen. Zelfs in mijn stoutste dromen kleurt ze bij, regenbogen als ik met haar vrij. Ze zet mijn wereld steeds op z´n kop en wil graag weten wat ik verstop, maar zelf bewaart ze elk geheim. Ze heeft iets heel ondeugends, die in haar blik, een spottend lichtje, ze jent en ze prikt met mona lisa in haar grijns. Haart haar heeft niet de kleur van goud, maar wel de geur van notenhout, een gevaarlijk parfum. Maar in haar handen ben ik was, zie hoe ze me kneedt. En in haar ogen ben ´k van glas, ze kijkt zo door me heen. Zelfs in mijn stoutste dromen kleurt ze bij, regenbogen als ik met haar vrij. Ze is een wonder, heel bijzonder. Ze is een wonder, heel bijzonder. Maar in haar handen ben ik was, zie hoe ze me kneedt. En in haar ogen ben ´k van glas, ze kijkt zo door me heen. Zelfs in mijn stoutste dromen kleurt ze bij, regenbogen als ik met haar vrij. (c) Frans Bakker en Herman Schulte