Kadanz

Één Nacht

Kadanz


Kattenburg op zondagmorgen:
ik word wakker door ´n klap.
Er is alweer een muisje
in de val getrapt.
Ik had niet al te best geslapen
in dit oude vreemde huis,
´k heb geluisterd in het donker
naar ´t geritsel en geruis.
Nu sta ik op en zoek de koffie,
wind giert door het raamkozijn,
ik vraag me af; hoe zou het hier in de winter zijn?
En jij, je ligt nog half in coma,
alleen je haren zijn te zien.
In de verte slaat de toren:
Kattenbrug, kwart voor tien.

Één nacht
maakt nog geen zomer,
Één nacht
vervliegt veel te vlug
Één nacht
maakt van mij nog geen dromer
Één nacht
maar misschien kom ik terug.

Ik kwam je tegen op dat feestje,
zo´n verjaardag in een kring,
op een klapstoel tussen vreemden
waar de tijd maar niet verging.
Toen klonk de bel en jij kwam binnen,
daart stond je dan in al je pracht.
Ik dachrt ik blijf nog even,
er is hoop voor deze nacht.

Één nacht
maakt nog geen zomer,
Één nacht
vervliegt veel te vlug
Één nacht
maakt van mij nog geen dromer
Één nacht
maar misschien kom ik terug.

Ik lees de titels van je boeken
en haal de platen uit je kast,
voor ik wegga wil ik weten
wie mijn geliefde was.

(c) Frans Bakker en Herman Schulte