Jenny Arean

Vreemd

Jenny Arean


Ze woonde in zo'n nieuwbouwwijk
De rondweg heette Groentela
Eerst kreeg je Snijboon, daarna Sla
Tenslotte kwam Radijsje
Hij had het op een briefje staan
Haar voornaam deed hem denken aan
Een langgestorven meisje
Een man liep voor hem uit op hem te lijken
Door net als hij bewust niet op te vallen
En schichtig naar de huisnummers te kijken
Want als we vreemd gaan, gaan we met zijn allen

Het tuinhek zwaaide vrolijk los
Hij voelde zich een veer zo licht
En viel languit op zijn gezicht
Over een kinderfietsje
Beschadigd kroop hij naar de deur
Een kind deed open met een hond
Die hem voorlopig aardig vond
Enfin, dat scheelde ietsje
Zij rende van de kamer naar de keuken
En riep: "Wat ben je vroeg" onder het hijgen
Hij dacht: "Haar ogen houên toch dat leuke"
Om niet meteen de tering in te krijgen

De kamer was vol corduroy
Alleen de muren wit en strak
Een spinnewiel, een letterbak
De planten tierden welig
Het kind kwam met een sprookjesboek
En wou, dat hij dat lezen ging
Hij voelde zich, heel plotseling,
Ontzettend overspelig
Op dat moment begon de hond te grommen
Hij reageerde duidelijk geschrokken
Helaas ontbrak haar man om "koest" te brommen
Want die was al naar zijn vriendin vertrokken

Om acht uur ging het kind naar bed
Zij nestelde zich in een stoel
Een grote golf van warm gevoel
Leek door zijn lijf te stromen
'Het gaat beginnen' dacht hij blij
Maar waar het ook aan liggen mocht
Aan haar of aan haar huisgedrocht
Het wou er niet van komen
Soms was het net of ze hem amper hoorde
En de gesprekken wilden maar niet vlotten
Vandaar dat hij besloot: "Weg met die woorden"
Hij was gekomen voor de daad tenslotte

Toen hij haar in zijn armen nam
Riep zij: Hè, toe nou!" en meteen
Beet hem die rothond in zijn been
Het bloed liep in zijn schoenen
Zo werd zijn laatste uur gedoofd
Ondanks gestotter van haar kant
En vele meters snelverband
Viel niks meer te verzoenen
Zij bracht hem naar de deur en beiden zwegen
De hond stond nog een beetje na te kauwen
Licht kreupelend verdween hij in de regen:
Typisch een man, van wie geen hond wou houen