In de straat staat een huis in een rij. D'r gaat echt niet één dag voorbij dat ik daar niet even naar binnen gluur. Want daar aan de muur hangt mijn liefste schilderij... O lief zigeunerbroertje, zie je me niet? Lief klein zigeunerbroertje, met al je verdriet. Ik ben net zo eenzaam, zo eenzaam als jij, lief huilend broertje op dat schilderij. Twee dikke tranen biggelen over z'n wang. Maar hij kijkt niet alleen verdrietig, hij kijkt ook bang. Hij draagt aan z'n lijffie een rafelig hemd; een stok en een bundeltje kleren in z'n knuistjes geklemd. Ik dacht: 'ik bel aan en maak eens een praatje. Maar wat een illusie! Ik ging weg met ruzie en durf nu nog nauwelijks dat huis nog voorbij. O lief zigeunerbroertje, zie je me niet? Lief klein zigeunerbroertje met al je verdriet. Toe kom, kom nu naar buiten en ga met me mee! Mee naar het zuiden. Broertje ga mee, broertje ga mee...