Jan De Wilde

Loebeke

Jan De Wilde


Ze liepen trouw hun eindje om tegen 't einde van de dag
Zelfs zonder wind kon je ze ruiken, lang voor je ze zag
Loebeke en z'n hond, Loebekezenond

Ze hadden niet te veel zo voor hun twee, maar toch ze kwamen rond
Met eten dat korrekt verdeeld uit hondevoer bestond
Voor Loebeke en voor z'n hond, Loebekezenond

Als je gedag zei of wat vroeg, antwoordden ze niet
Ze gromden maar wat voor zich uit, zodat je ze maar liet
Loebeke en z'n hond, Loebekezenond

Ze werden op de lange duur bekend als slechte munt
Ik denk omdat het houden van luizen werd misgund
Aan Loebeke en aan z'n hond, Loebekezenond

De slager die erg netjes was deed op een kwade dag
Arsenicum in 't hondevoer en dit omdat ie dacht
Hij draagt ziektekiemen rond, Loebekezenond

Zo aten ze hun galgemaal, ze gingen samen dood
Ze stierven arm in arm, of liever poot in poot
Ach Heer, geef toch uw eeuwige rust, uw eeuwig licht terstond
Aan Loebeke en aan z'n hond, Loebekezenond