Jaap Van de Merwe

Fijn in een gesticht

Jaap Van de Merwe


De samenleving is als omgeving
Niet erg berekend op bejaarden
't Wordt steeds gesjachter Zij blijven achter
En dat verstoort hun eigenwaarde
Nu heeft hun dankbaar nageslacht
Iets moois bedacht

Jij gaat fijn in een gesticht, vader
En dan wordt je leven licht, vader
Zelf heb je dan nergens geen omkijken meer naar
Kijk, ze knopen in 't gesticht, vader
Als het moet, je gulp nog dicht, vader
Alles voor je geregeld! Zo word jij honderd jaar
Op tijd je ditje, op tijd je datje
Op tijd je natje, en je droogje
En op je hart, je gal
Je reumatiek en al
Houdt de zuster een oogje
'r Wordt op je gelet, vader
Tijdig in en uit je bed, vader
Mocht het soms met de stoelgang niet willen
Direkt zijn er pillen
Alles is daar gericht
Op een verheugd gezicht
In zo'n gesticht

De mens van heden heeft zijn verleden
In de gedaante van zijn ouders
Nog alle dagen maar mee te dragen
Op zijn al zwaarbelaste schouders
Met alle liefde en dankbaarheid
Wil die 't wel kwijt

Jij gaat fijn in een gesticht, moeder
Dat zijn wij aan jou verplicht, moeder
Nooit meer aardappels schillen: 't Gaat alles machinaal
'n Paradijs is zo'n gesticht, moeder
Je bestaan wordt een gedicht, moeder
Zo gezellig met slapen: zes vrouwen op een zaal
Je kan d'r breien, je kan d'r praten
Je kan 't ook laten, en gaan denken
"Met een minuutje of tien
Zullen ze toch misschien
Nou wel koffie inschenken"
Pijntjes in je buik, moeder
Dadelijk een warme kruik, moeder
En je temperatuur wordt gemeten
('n Mens kan nooit weten)
Aandacht op jou gericht
Dat zijn ze zo verplicht
In zo'n gesticht

Jij gaat fijn in een gesticht, ouwe
Daar vergeet je heel je jicht, ouwe
Al die leuke bejaarden saamhorig in een kring
In zo'n goedgeleid gesticht, ouwe
Vindt een mens z'n evenwicht, ouwe
Altijd orde en regel, dat geeft bevrediging
Je zit er binnen Je zit er warm
Je hoeft geen arremoe te lijden;
Alle gelegenheid
Om je d'r mettertijd
Op de dood voor te bereiden
Als 'k je nou vertel, ouwe
D'r is een fraaie rouwkapel, ouwe
Als er een dat verdiend heeft, ben jij 't wel
Gunst, 't wordt een blijspel
't Lijkt me zo'n mooi gezicht
Als je daar eenmaal ligt in dat gesticht