Godverdomme Wat een blomme Me moeder die sjouwde zich rot Na veertig jaar slaven Toen werd ze begraven Toen was ze kapot Na jaren en jaren Van kinderen baren Haar lijf was verkromd en verzakt Een kuil in de smurrie In razende hurrie Weer dichtgesmakt Een graf zonder zerken Geen mis in de kerken Berust in uw lot Beneden de pijnen Maar boven daar zijne We kind'ren van God