Ik hing bij Leen, die avond na het eten Wat dufjes onderuit in een fauteuil Wij zien elkaar nog dikwijls, moet u weten En raakten in een nostalgieke bui Zo kwamen dus de albums uit de lade In weerwil onzer angst voor het moment Waarop je al die oude kameraden Terug ziet op zo'n zwaar vergeelde prent Er werd gebladerd, bijschriften gelezen Tot ik hem vroeg, met half verstikte keel: "Waar zijn ze nou, hoe zal het met ze wezen?" Het werd ons even allemaal te veel Dus zaten wij dan beiden, droef te moede Een wijle zwijgend in het schemerlicht En Leendert zei tenslotte: "Kom, ik doe de Gordijnen boven weer eens even dicht" Ik ben de koude nacht maar ingedoken Het werd een lange fietstocht door de tijd Geen woord is 'over toen' nog ooit gesproken Wij dragen ons verdriet in lijdzaamheid