Het was stampvol in het cafe Dat S. die avond laat nog vond En toen hij iets te drinken had besteld Zocht hij een plaatsje met zijn hond Zijn wonden schrijnden van de pijn Hij was niet ver gekomen, deze dag En hij schrok niet eens van zijn gezicht Toen hij het in de spiegel zag De mensen deinsden achteruit Ze waren bang van zo'n gedrocht Het werd doodstil in het cafe Toen S. de plaats vond die hij zocht Het kan geen menseneter zijn Hij heeft geen tand meer in zijn mond Kijk, hij schenkt wat bier uit in zijn hand Geeft dat te drinken aan de hond Een dronkelap begon te schelden Een braniekraag viel tegen hem aan S. was omringd door zondagshelden Zijn glas viel en hij bleef staan De waard zei dat hij moest sluiten De hond sprong op, ze trapten op zijn staart Maar even later stonden alle mensen buiten Wat is het leven van een zwerver waard Hij stond gevangen in een kring Weerde de slagen waar hij kon Ze sloegen en ze trapten net zo lang Totdat de sterkste won Nog nooit had hij zich afgevraagd Waarom hij niet alleen wou zijn Je kunt ook houden van een hond Dat doet veel minder pijn De hond, die de mensen langer kende Hield zich erbuiten, keek nog wel Een keer vocht hij mee Dat was genoeg, een hond leert snel Steeds als het gevecht was afgelopen Zocht hij zijn baas, likte zijn gezicht Dan waren zijn ogen blauw, maar open Nu zaten ze dicht