Ze liepen beiden op het strandweg op't trottoir Zij keek naar hem, hij keek naar haar En wat u al in honderdduizend boeken hebt gelezen Werd door die twee daar op die strandweg nog een keer bewezen Misschien was het de zonneschijn, misschien de zoele wind Dat af en toe, heel plotseling, een liefdesspel begint Ze hebben nauwelijks gesproken met elkaar Zij hield van hem, hij hield van haar En kussen zijn welsprekender en prettiger dan woorden Zo kwam het dat geen lettergreep hun liefdesspel verstoorde Misschien is het de zonneschijn, misschien de zoele wind Dat af en toe, heel plotseling, een liefdesspel begint Langdurig was het afscheid van dit paar Zij kuste hem, hij kuste haar Nu rest hem slechts herinnering aan al die tederheden Bedreven op die warme dag zo ver in het verleden Ook zij loopt door de zonneschijn en door de zoele wind Ook zij heeft die herinnering en verder nog een kind