Fluisterwoud

Hoer Van De Zeven Hemelen

Fluisterwoud


Mantel vol gaten, donker en grauw 
Een loense grijns als van de volmaakte rabauw 
Hij strompelt vooruit en steunt op zijn stok 
Tegen de mensheid koesterend een vreselijk wrok 
De wormen sluimeren waar hij is geweest 
De lijken smaken hen nog wel het meest 
Levensgeesten zijn als de dood voor hem 
Verzwinden bij het gekraak van zijn fluisterende stem 

De plaeghdraegher verkneukelt zich, dit was zijn laatste wens 
Alweer een gehucht gezuiverd, van die walgelijke mens 

Plaeghdraegher was hier en heeft hen aanschouwd 
Stinkende etter rond kadavers ijskoud 
De ratten zijn vertrokken, ze volgen hun heer 
In het volgende dorp halen ze meer