zoals we zitten weggekropen tussen lakens en kussenslopen op ons bed zoals we door de straten lopen en de wonderlijkste kleren kopen zijn we net twee vreemde vogels jij met je ravenzwarte haren je kanariegele vest kijk de mensen staan te staren: die zijn anders dan de rest twee vreemde vogels maar de lucht is vrij de zon voor mij want in een huis van steen kan ik niet wonen vogel zoals we slenteren langs de wegen met onze veren door de regen natgespet zoals we vrolijk fluiten tegen alle mensen die geen snavel kregen zijn we net twee vreemde vogels jij met je fladderende handen je kanariegele vest kijk de mensen spreken schande: die twee komen uit een nest van vreemde vogels maar de lucht is blauw de zon voor jou want in een huis van steen kun je niet wonen vogel en vandaag zijn wij fantomen eindelijk samen uit ons nest gekomen pas zonet waarna we uit de beddenveren in onze bonte papegaaienkleren zijn opgezet als vreemde vogels de politie vindt het raar, want je zit daar als een mus zo alleen op de trottoirband te wachten op de bus als vreemde vogels maar de zon blijft van brons en goud voor ons want in een huis van steen gaan we niet wonen vogel vogel