Meneer de burgemeester, De reden waarom ik schrijf Ik, die zoveel beter kan smoezen 't Heeft wel niet heel veel om het lijf Maar ik ben gek van al het soezen Onlangs was ik op het stadhuis Ik heb de raad daar horen zuchten En nauw'lijks was ik bij me thuis Of 'k moest m'n hart eens even luchten Eerstens, 'k g'loof 'k had nooit de eer U onder mijn gehoor te tellen Dat spijt me Edelachtb're heer Veel meer dan ik u kan vertellen Want u zoudt zien: zolang ik praat Staat al het volk me aan te gapen Bij mij ziet u nooit als in de raad 'n Chosen van verveling slapen Toch werd er druk geredeneerd Maar als men 't goed gaat beschouwen Doet menig raadslid 't glad verkeerd Met niet voorgoed zijn mond te houwen Men geeft de burger voor hun geld Toch enkel knollen voor citroenen Dat doe ik ook op het Amstelveld Maar 't loopt bij mij niet in miljoenen Er kwam een huissie aan de beurt Om onbewoonbaar te verklaren D'r zei een: de muur die was gescheurd En dat levert zoveel gevaren Nou vraag ik u: Is dat niet bar Waarom dan het gevaar der Beurs verzwijgen? Ik hoop dat die verschwartzter nar De bengel op z'n kop zal krijgen 't Speelhuis, daar in de Vondelstraat Woudt g'als liefdadig niet erkennen Dat is een fout en inderdaad Dat zult u ook moeten bekennen Ik had tot Pollietser gezeid: "Er zijn hier duizenden die lijen Toon ons maar je liefdadigheid" Wat zou je toch een krieje snijen! En nu tot slotte, excuseer Dat ik u dit briefje heb geschreven Maar ik kon niet slapen vooraleer Ik, laat, het heb eerst afgegeven Ik weet wel, dat u 't niet helpen kan U rijdt hier niemand in de wielen U is een gesjiewes van een man Maar bij de raad zijn d'r een hoop schlemielen