Na 't went'len op heur baantje Langs d'Amstel en het IJ Het maantje Verdween uit buurt YY Met zilverglans bescheen ze Het nacht'lijk paradijs Verdween ze Uit de land der beide Y's Wat lieflijke taf'reeltjes Had zij die nacht bespied Toneeltjes Die zelfs de zon niet ziet Maar ook, hoe menigmalen Zag zij diezelfde nacht Schandalen Die zij niet had verwacht Haar kuise blikken tuurden In kamers, groot en klein Begluurden Ook menig bedgordijn Zij zag er minnekozen Geliefden met elkaar Maar blozen Deed haar ook menig paar Zij zag er paartjes spelen Met hun bekoorlijkheen Van velen Zag zij de rug alleen Zij zag een kind als speelgoed Van 'n oud, kaalhoofdig zwijn Die heel goed Haar grootvader kon zijn Ook kon zij u vertellen Van menig vrouwenpaar Van lellen Die lolden met elkaar In vele huizen lagen Op ied're kamer twee Te zagen Soms op de canape Zij zag er bacchanalen Aan Venus toegewijd Schandalen Waar Bacchus tranen schreit Zij zag hoe 'n simpel boertje Eerst dronken werd gevoerd Door 'n hoertje Die op zijn geldbeurs loert En later kwam de pooier Die op de loer al staat De schooier Hij smeet de boer op straat Hij zag hoe zonder blozen De liefde wordt verkracht In pozes Door geile lust bedacht En op meen'ge zolder Werd Venus ingeleid De kolder Joeg ze in het bed der meid Zij zag er hoe 'n moeder Door 'n vuile onverlaat Zo'n loeder Haar kind schofferen laat Hoe soms wellustelingen Misbruiken 't vrouwenlijf Haar dwingen Tot 't laagste hoerbedrijf De maan zag alle vormen Der laatste hoererij Als wormen Zich kronk'len door YY Zij zag er alle zonden Die prostitutie kent Verbonden Met misdaad en ellend In diepe rust verzonken Ligt nu het hoerendom Te ronken Waar 't straks in wellust zwom En uit het morgengloren Rijst nu een and're wijk Herboren Uit 't nacht'lijk schuim en slijk Na 't went'len op heur baantje Langs d'Amstel en het IJ Het maantje Verdween uit buurt YY