Brammetje

Een weerzien

Brammetje


Eens was in het leven wat achter gebleven:
Gefoven, geluierd... gesjeesd
En een hield van leren en koppig studeren
Was braaf en oppassend geweest
De een ging tenslotte, omdat het niet vlotte
Naar 't land van de eeuwige zon
Terwijl de geleerde en afgestudeerde
Z'n leven als leraar begon

De een zat op blaren, die hinderlijk waren
Die heeft zich voortdurend gebrand
Totdat hij, al doende, zich langzaam verzoende
Met wat in dat potige land
Het leven kan geven... toen is hij gebleven
Z'n bazen, die pakten hem an;
Al duurde het jaren, hij kwam tot bedaren
En Jan groeide uit tot een man

En hij, die studeerde, en ernstig doceerde
Gaf cijfers voor kunde en vlijt;
Z'n dagen vergleden nu zonder verleden
En zonder toekomende tijd;
Hij was met de zijnen, z'n vrouw en de kleinen
Tevreden met dat, wat hij had
En bleef door de jaren z'n cijfers vergaren
En roestte zich vast aan z'n stad

Maar laatst hebben beiden, daar ergens in Leiden
Elkander toevallig ontmoet;
De een liep te kijken, langs straatjes te strijken
Zoals een verlofganger doet;
De ander ging slofjes en tussen de profjes
Naar huis, naar z'n vrouw en z'n krant;
De een en de ander herkenden elkander
En reikten elkander de hand

En toen stond het leven, 't gebeurt weleens even
In Leiden, een ogenblik stil
En keek naar hen beiden... die eene uit Leiden
Gedrukt en gebogen, een bril
Een mensje als velen, die langzaam vergelen
Verdorren, verkreuken, vergaan
Een tas, een sigaartje, een pothoed, een baardje
En met een confectiepak aan

De ander, die wijder, en die dus ook blijder
De zon en de horizon zag
Die nergens bleef kleven, en die in het leven
Hetzij met een zucht of een lach
Had afscheid genomen van dingen en dromen
Wanneer weer een afscheidsuur sloeg
Een man naast het ventje, het keutel-docentje
En die een plus-fours-complet droeg

En toen ging het leven daar, waar het gebleven
Was, lachende voort en... nou ja
Ze groetten elkander, de een keek de ander
Misprijzend of spottende na
De een zuchtte: "Jezis, dat dit nou toch Kees is
Zo'n driemaal gemangelde vent!"
De andere kuchte, verslikte zich, zuchtte
Maar bleef de correcte docent