Een Hollands dorp onder een leeggewaaide hemel De haven ligt verlaten, de kotters zijn naar zee En door de Dorpsstraat gaan twee vrouwen, in gedachten Brengt deze najaarszon geen stormweer met zich mee De jongste draagt een regenjas, een beetje uit de mode De oudste nog de klederdracht, in statig zwart en grauw Want het zijden keurs van bonte warme kleuren Is allang vervangen door het donkere van de rouw Ze praten over heel gewone dingen De kinderen, de was, hun eigen huis Maar ze zwijgen over dat waar ze aan denken M'n zoon, mijn man komt vrijdagmiddag thuis refrain: Wenden wij de steven bij de haven Hoop dan en geloof: we keren weer Naar waar zij die achterbleven wachten In 't mooiste dorp van heel het IJssselmeer De wind rukt aan steeds meer antennemasten Want ondanks het fulmineren van de dominee Was toch de opmars van de beeldbuis niet te stuiten Wat moet een vrouw alleen thuis met al het volk op zee Soms luisteren ze naar de visserijband Een ver en dikwijls onverstaanbaar koor Maar dichterbij vanuit de bocht en Bree 14 Daar komen soms bekende stemmen door De vrouwen lopen verder door de Dorpsstraat De dochter peinst hardop wat hij graag eet De moeder denkt in stilte terug aan vroeger Aan iemand wiens gezicht ze nooit vergeet refrain Twee vrouwen staan te kijken bij het water Aan het einde van de Dorpsstraat, bij het vissersmonument De platen met een lange lijst van namen Ze lezen niet, ze hebben ze gekend Ach, deze zee is immers afgesloten En zoals vroeger kan het niet meer tekeer gaan Toch is hier nog maar zes jaar geleden De 204 met man en muis vergaan Twee vrouwen kijken zwijgend naar de toren Misschien hangt aan de mast de zwarte bal En jaagt 's nachts de noordwester over 't eiland En staan er koppen in de Urker Wal refrain refrain